072

Waarom in godsnaam? | Luk Perceval

De vraag naar het waarom van theater, is niet zo onschuldig als ze lijkt. Ze is een echo van de canon van het neoliberaal denken – een van de vele. Dat denken aanvaardt alleen wat ‘rendeert’. Alleen dat wat hoge kijkcijfers genereert, een meerderheid of een groot marktaandeel vertegenwoordigt, heeft bestaansrecht. In die context als theatermaker het waarom, de zin van theater moeten verklaren, is in wezen het hoofd buigen voor dat utilitaire denken. Het voelt alsof je in de beklaagdenbank terechtkomt en gedwongen wordt om je onschuld te bewijzen. In zo’n situatie kan je voor de botte vragen van het ‘systeem’ niet veel meer dan deemoedig het hoofd buigen, en proberen met het geduld en de verdraagzaamheid van de wijze te antwoorden. Ondanks mijn weerzin doe ik een poging.

De mens wordt gestuurd door drie basisbehoeften: 1/ een behoefte aan veiligheid en bescherming, 2/ een behoefte aan ontspanning en 3/ een behoefte aan sociaal contact. Als de wereldwijde lockdown iets duidelijk heeft gemaakt, is het wel het belang van deze basisbehoeften. Voelen we ons onbevredigd in deze existentiële noden, dan ontstaan er al snel psychische stoornissen en volgen er klachten als agressie en depressie. Alsof de zin van ons bestaan zoek is.

Wat theater onderscheidt van andere kunstvormen, is dat het een ritueel van een gemeenschap is. Een ritueel dat mensen samenbrengt en tegemoetkomt aan de drie behoeften in kwestie: gemeenschapszin, veiligheid en geborgenheid, en ontspanning. In wezen is het theater een ontmoetingsplek waar mensen van elke rang en stand, van elke leeftijd en huidskleur ideeën, gedachten, tegenstrijdigheden, emoties, energie… uitwisselen. Maar wat theater onderscheidt van andere collectieve rituelen – zoals sportwedstrijden of geloofsbelijdenissen – is dat het geen ideologie verkondigt. Het duidt al evenmin winnaars of verliezers aan. Het theater is immers een plek voor het stellen van vragen, met "To be or not to be" als een van de allerbekendste reflecties. Wat die vragen gemeen hebben, is dat ze niet per se gevolgd worden door een antwoord. Het zijn vragen die uitdrukking geven aan een staat van ‘niet weten’.

Theater verbeeldt het menselijke tasten in het duister. Al meer dan 2000 jaar worden er toneelstukken gemaakt over de liefde en de dood: Eros en Thanatos. Eeuw na eeuw worden op het toneel vragen gesteld over schijn en zijn, over het leven in al zijn ongrijpbare aspecten. Ze worden herhaald als mantra’s. Niet zozeer omdat we op zoek zijn naar een antwoord voor het mysterie van het leven, maar omdat het delen van ons niet weten ons geruststelt, en ons verbindt. Theater verbindt de toeschouwer met de speler die functioneert zoals een sjamaan in de oude culturen: iemand die plaatsvervangend strijdt, uitglijdt en om zichzelf lacht. Maar theater verbindt ons niet alleen met het aandoenlijke lot van een personage, het verbindt ons bovenal met elkaar. En met iets dat veel groter is dan onszelf: een liefde die universeel is. Via teksten, handelingen, beelden, emoties en gedachten die soms duizenden jaren oud zijn, ervaren we een spirituele connectie met het verleden, het heden en de toekomst. Het is precies die verbinding die we vandaag, als gevolg van ons isolement, zo hard missen.

Bovendien is theater een kunstvorm die direct en ongefilterd werkt, omdat het een medium is dat louter bestaat in het moment zelf. Enkele foto’s of een videoregistratie zijn doorgaans het enige wat van een voorstelling overblijft. In zijn essentie is theater dus zoals het leven: vergankelijk. Het existeert in het hier en nu, via een driedimensionale beleving van tijd en ruimte. Het is geen lichtprojectie op een scherm, het zijn geen letters op papier. Geen emotie in marmer, noch penseelstreken op doek. Het theater biedt een moment van bezinning, over ons aller vergankelijk lot en lijden, een ritueel dat elke individu uit zijn/haar isolement verlost en verbindt met de gemeenschap. Dat is de wezenlijke bijdrage van het theater tot het emotionele, mentale en energetische evenwicht van onze maatschappij.

Het theater is geen exclusief gebeuren: op het toneel is er tijd en ruimte en aandacht voor de lotgevallen van elke mens, met welke achtergrond ook. Alles en iedereen kan er in vraag worden gesteld. Dat maakt theater uniek en noodzakelijk: het is een ruimte zonder ideologie. Het Grote Gelijk bestaat sowieso niet in de kunst. Door zijn collectieve en zeer directe karakter is theater bij uitstek een vitale factor voor de democratie: omdat het aan elke stem van een gemeenschap gehoor geeft – en in het beste geval begrip, empathie, catharsis, mededogen genereert. Daarom ook is het theater een voedingsbodem voor reflectie, voor ontwikkeling, verandering en vooruitgang. Niet toevallig zijn de val van de Berlijnse Muur, de Fluwelen Revolutie in Praag en de omwenteling die tot de oprichting van België heeft geleid, begonnen in het theater.

Luk Perceval is een internationaal gerenommeerde regisseur, en een yogameester. Nadat hij de Blauwe Maandag Compagnie had opgericht, en later Het Toneelhuis in Antwerpen, regisseerde hij in belangrijke theaters in Europa. Voor zijn werk ontving hij in Rusland de Stanislavski Award, de Baltische Ster en het Gouden Masker, en in Duitsland de Faustprijs.