063

Dag duisternis | Daniela Nicolò & Enrico Casagrande (MOTUS)

Waarom theater? Omdat theater in zekere zin iets ‘bedwelmends’ is (It.: stupefacenteIk gebruik dit woord hier met de dubbele betekenis die het in het Italiaans heeft: als bijvoeglijk naamwoord, van het Latijnse stupefacerewat betekent ’sprakeloos maken van verbazing, iemand met uiterste verwondering vervullen’, en als zelfstandig naamwoord, ‘een natuurlijke of synthetische substantie die de staat van het bewustzijn verandert en die, na herhaalde consumptie, een toestand van lichamelijk en geestelijk lijden veroorzaakt die resulteert in verslaving en toenemende gewenning’. Ik schreef dit eens op onderweg, na dertig dagen toeren naar steeds wisselende steden, sferen en publieken: dit is (was) de bedwelmende levenswijze met haar plotse tempowisselingen die (om onze geliefde Pasolini te citeren) ‘in het midden van de dingen zijn’ met zich meebrengt, van kleine onafhankelijke theaters naar de hoofdpodia van internationale festivals. Wanneer deze dynamiek tot stilstand komt, zoals in de voorbije twee maanden van lockdown, worden we in een staat van ‘lichamelijk en geestelijk lijden’ geworpen: na het eerste verbazingwekkende verlies door geheelonthouding, ga je op zoek naar surrogaten/artistieke formats die aangepast zijn aan de verandering van deze maatschappelijk solipsistische en geïnfecteerde context. Theater heeft de atletische capaciteit om zichzelf heruit te vinden, het is een feniks die uit zijn eigen as herrijst.

We vreesden voor gewenning, maar nu het onmogelijk is om te zeggen hoe we uit deze pandemie – waarvoor de voorwaarden werden gecreëerd door neoliberalisme, bezuinigingen op de volksgezondheid en overprikkeling van ons zenuwstelstel – tevoorschijn zullen komen, zijn onze zintuigen hyperactief geworden en is onze geest ‘high’ geworden door prangende vragen: zou het kunnen dat we voorgoed eenzaam geworden zijn, agressief en competitief, of hunkeren we naar omhelzingen, naar op solidariteit gebaseerde groepsvorming, contact, gelijkheid? Het virus is de voorwaarde voor een mentale sprong die geen enkele politieke preek van welke aard ook had kunnen bewerkstelligen. Gelijkheid heeft (aan de ene kant) het midden van het podium heroverd. Laten we ons dit voorstellen als het uitgangspunt voor het theater dat zal zijn!

Aan de andere kant suddert in deze ‘donkere tijden’, onder de oppervlakte, het soevereinisme met nostalgische blikken naar vroegere regimes: de pandemie biedt de perfecte voedingsbodem voor nieuwe intoleranties en antidemocratische kloven. Ze is een ideaal voorwendsel om het sowieso al schandalige in-de-doofpot-stoppen van de problematiek van de migranten, van de oorlogsvluchtelingen, van de landroof, van de mensen zonder toevluchtsoord of volwaardig paspoort, nu helemaal te verzwijgen... Om in dit verontrustende panorama opnieuw op weg te gaan, moeten we ons de vraag stellen: waarom theater? Of misschien: waarom blijven we halsstarrig volhouden dat we theater willen maken, terwijl we voluit vrijwilligerswerk zouden kunnen doen voor die talloze onzichtbare mensen die nu in nog slechtere omstandigheden leven? De verleiding om alles achter te laten is groot, maar dan voelen we hoe sterk onze ‘afhankelijkheid’ is en hoe – na dertig jaar – theater voor ons wel eens de (enige) manier zou kunnen zijn om echt, volledig, in deze wereld ‘te zijn’. Als we zouden verdwijnen, zouden we de rechtse partijen in de kaart spelen die, in Italië, bezuinigingen op de cultuur eisen om de crisis het hoofd te bieden. Het is een oud verhaal, het doet denken aan de geur van de boeken die tijdens het nazisme werden verbrand, maar in de woestijn van vandaag bloeit alles weer op en wordt alles geanalyseerd. In deze beroving van tijd en ruimte, opgelegd door het virus, beseffen we dat al het theater dat is gemaakt, achter ons ligt, gekristalliseerd "in de amber van het moment", om Kurt Vonnegut te citeren: dus meer dan een restauratie zou het wel eens de kans kunnen bieden op een herlancering. "Stop en herbegin!" Poetsen, de rotte delen verwijderen, gebruik maken van de crisis die, in dit ‘nieuwe donkere tijdperk’ dat gebukt gaat onder een hypertrofische staatsstructuur, de neiging heeft om nog meer mediagiftigheid te genereren.

De keten van keuzes waar we mee geconfronteerd worden bij het maken van theater, zal onvermijdelijk vooral gekoppeld zijn aan de inzet voor solidariteit en de afwijzing van het gevestigde. Het zal veel moeite kosten, maar het is ook een grote opportuniteit die het leven met het virus ons biedt. We zeggen dit omdat we ons niet kunnen neerleggen bij louter artistiek overleven, bij het betekenisloos rechtop blijven staan om alleen maar subsidies te blijven ontvangen, bij de strijd om alleen maar onze naam te laten opduiken in het zoveelste festival... Dat is echt niet genoeg. We willen "een goed leven", zoals Judith Butler schrijft, om dezelfde creatieve processen te vertragen en te hertekenen, met gebruikmaking van praktijken die gebaseerd zijn op solidariteit, die gevoelig zijn voor de alarmsignalen vanuit onze leefomgeving, en om iets te laten gebeuren op het podium dat, boven op het esthetische onderzoek, politiek ‘dienstbaar’ zou kunnen zijn. En theater kan en moet, net omwille van zijn intrinsiek gemeenschappelijke aard, opnieuw gezien worden als de thuisbasis voor deze noodzaak. Daar waar lichamen onderworpen zijn aan politieke controle, betreden gebaren en lichamelijke vertolkingen waarmee individuen uiting geven aan verzet of een soort van wederkerigheid, het domein van de politieke daad. Dit is wat Butler ‘gepercipieerde democratie’ noemt. Als biopolitiek alleen begrepen kan worden door een microfysische analyse van de macht, dan vergt het onderzoek naar de waarneembare vormen van verzet en de afwijzing van ongelijkheid een microfysica van veerkracht, ook in haar artistieke vormen. We hebben dit in het verleden geprobeerd met het Antigone project, waarbij we een stem verleenden aan het protest van een nieuwe generatie ‘naamlozen’...

We proberen het nu, bijvoorbeeld door een festival te herdenken waarvoor we het advies kregen om het te schrappen, maar dat we in plaats daarvan samen met de plaatselijke gemeenschap blijven weven, precies als een maatschappelijk experiment van co-management van de ons toegewezen ruimte en tijd. Met als doel onszelf te trainen om met veranderingen en onzekerheid om te gaan. Er werd ons aangeleerd om de duisternis te zien als een plek vol gevaar, zelfs een plek van de dood. Maar de duisternis kan ook een plaats zijn van vrijheid, fantasie en gelijkheid. Zij die al in de rand leven weten hoe ze een nieuw evenwicht moeten vinden; de duisternis is een bedreiging voor de bevoorrechten, voor zij die niet gewend zijn om zich ‘niet-zo-welkom’ of zelfs gevaarlijk te voelen... Laten we ons, als theatermakers, daarin bekwamen.

"Niet alles is verloren: als we echt in staat zijn om op nieuwe manieren te denken, dan zijn we ook in staat om de wereld te herdenken." (James Bridle, New Dark Age: Technology and the End of the Future, 2018)

Motus is een Italiaans theatergezelschap dat werd opgericht door Daniela Nicolò and Enrico Casagrande. Ze zijn bezield door de noodzaak om met de conflicten van het heden om te gaan en vermengen kunst en maatschappelijke betrokkenheid. In hun beeldentaal brengen ze de meest controversiële ‘dichters’ van de hedendaagse tijd weer tot leven. Ze hebben talrijke prijzen ontvangen, waaronder drie UBU-prijzen.