060

Waarom als plicht tot verwondering | Ogutu Muraya

De schrijver Ben Okri beschrijft creativiteit als "een vorm van gebed, en de uiting van een diepe dankbaarheid voor het feit dat hij leeft". Vroeger vond ik het moeilijk om de beschrijving van Okri te beamen en te aanvaarden. Ik leerde creatieve arbeid kennen als een functie van strijd – creativiteit als protest. Binnen deze dynamiek had ik steeds het gevoel dat er geen ruimte was voor gevoelens van diepe dankbaarheid. In feite voelde het hebben van zulke gevoelens aan als een verraad aan de strijd. Bij dit model is de enige uitweg uit het disfunctioneren de uitdrukking van wat mis is met de wereld, wat negatief is, corrupt en gebroken. Vanuit zo’n ingesteldheid is het decadent om te genieten van wat mooi, miraculeus, betoverend en wonderbaarlijk is aan de wereld. Zelfs de woordkeuze is veelzeggend, we ‘engageren’ ons in de strijd, maar we ‘zwelgen’ in schoonheid. Er is in zekere zin een gebrek aan ernst als je je plicht tot verwondering nakomt.

Ik ontleende de woorden "de plicht tot verwondering" aan een gedichtenbundel van de astronoom Rebecca Elson. Voor haar "zijn feiten slechts zo interessant als de mogelijkheden die ze openen voor de verbeelding". Nu zou het naïef zijn om het feit van sociale, politieke, economische en ecologische strijd te ontkennen, maar kunnen zulke feiten ons interesseren voor de mogelijkheden die ze openen voor de verbeelding? Misschien heeft de socioloog Ruha Benjamin een elegantere manier om wat ik probeer te verwoorden aan te kaarten. Zij zegt: "Denk eraan om je de werelden in te beelden en vorm te geven waarzonder je niet kunt leven, net zoals je de werelden ontmantelt waarin je niet kunt leven". De balans binnen creativiteit als protest helt vaak over naar het ontmantelen van de werelden waarin we niet kunnen leven. Lange tijd zat ik vast aan dit model van creatieve arbeid en kon ik geen dwingende redenen vinden voor dankbaarheid en evenmin mijn verbeelding openen. Ik begon af te glijden naar cynisme en nihilisme, vooral omdat het moeilijk lijkt om binnen de grote disfuncties van de wereld voldoende waarneembare positieve veranderingen te vinden. Dit wegglijden bracht me in een voortdurende staat van existentiële angst. Pas onlangs begon ik creatieve arbeid in vraag te stellen, en meer specifiek mijn artistieke praktijk als een functie van strijd. Theater als strijd voldeed niet meer aan mijn verlangen om te creëren.

Met mijn angst bekeek ik deze vraag "waarom theater?" aanvankelijk argwanend. Ik vroeg me cynisch af hoe vreemd het is dat wij als theatermakers vaak gevangen lijken te zitten in situaties waarin we ons bestaan moeten rechtvaardigen. Ik kan me niet voorstellen dat zo'n vraag ooit aan muzikanten wordt gesteld. Niemand twijfelt aan het bestaan van muziek. Ik worstelde ook met de vraag omdat waarom-vragen lastig te beantwoorden zijn, vooral als je je in een mist van existentiële angst bevindt. Waarom-vragen eisen dat we de oorzaak, de reden of het doel waarvoor iets gebeurt afbakenen – waarom peilt naar een motief. Voor mij zijn er drie situaties waarin waarom-vragen onmisbaar worden: wanneer een tragedie heeft plaatsgevonden, wanneer sprake is van excessen en wanneer we geconfronteerd worden met een existentiële crisis. Er wordt een verklaring gezocht om de onzekerheid van de chaos teniet te doen: door te weten waarom kunnen we tegenover de willekeur van het leven stellen dat er orde is, dat er achter de waanzin een patroon zit. Niets is verontrustender dan het bestaan van iets zonder reden. We moeten weten waarom, het is zorgwekkend om gebeurtenissen mee te maken die strijdig zijn met de causaliteit. Antwoorden waarom zorgt voor opluchting. Weten waarom zorgt voor een besluit. Weten waarom zet aan tot actie. Het waarom verliezen nodigt de angst uit. Het waarom verliezen is wankelen in onzekerheid. Het waarom verliezen zet aan tot inactiviteit. Antwoorden waarom kan evenwel ook een vals gevoel van veiligheid geven – een vals gevoel van begrip.

Deze valsheid, wanneer die wordt bekeken vanuit de politiek van het geheugen, onthult periodes in de geschiedenis waarin grof geformuleerde en verkeerd beantwoorde waarom-vragen een rechtvaardiging gaven voor massale bezetting, bloedbaden en genocides. De geschiedenis wemelt van daders met voldoende middelen om hun wreedheden te camoufleren door de vraag waarom te beantwoorden vanuit een perspectief van onverdraagzaamheid ten opzichte van verschillen. Deze wreedheden vinden we niet enkel terug in de geschiedenis, ook de hedendaagse samenlevingen wemelen van situaties waarin het waarom is gebaseerd op een kromme redenering en een foute oorzakelijkheid. Deze gebrekkige denkwijzen breiden zich zelfs uit tot de talloze milieurampen waarmee de wereld wordt geconfronteerd. De waarde van andere levensvormen en ecosystemen wordt afgemeten aan puur menselijke belangen. Wat niet in overeenstemming is met de menselijke belangen wordt beschouwd als onbelangrijk, onvoldoende, niet-essentieel en bijgevolg als een wegwerpartikel. In dergelijke scenario’s kan het stellen van de vraag waarom ook subversief zijn. Hoe dit waarom zich ook moge manifesteren, het wordt door hegemonische systemen veracht. Deze overgevoeligheid voor het waarom ontstaat omdat iedereen weet dat er geen voldoende reden, oorzaak of doel is om geweld, verdrukking en onderdrukking te rechtvaardigen.

En dan nu: waarom theater? Wordt deze vraag gesteld om het bestaan ervan te rechtvaardigen, om zich te verzetten tegen onderdrukking, om de waarheid te zoeken, om de onzekerheid te verlichten, om goedkeuring te bekomen, om te sporen met de werkelijkheid? Lange tijd, sedert mijn eerste kennismaking met de dramatische kunsten, dacht ik dat theater de ruimte was waar je manieren vond om waarom-vragen een kader te bieden, een ruimte om te twijfelen en naar de waarheid te vragen en te zoeken. De enige fout in mijn redenering was dat deze ruimte met haar waarom-vragen, haar twijfels en haar zoektocht naar de waarheid slechts gericht was op een beperkt begrip van politiek, strijd en protesttheater. Het ging er om het aanwijzen van wat in de samenleving dystopisch en disfunctioneel was – wat is negatief, wat is corrupt en wat is stuk. En toen ik dus uitgleed en weggleed in het nihilisme, in het niets, niet in staat om te beantwoorden waarom, verloor ik haast alle interesse in het theater. Nu begin ik te aanvaarden dat er meer is om voor te strijden dan alleen maar strijd. En deze aanvaarding ontsproot uit het opnieuw verbinding maken met mijn plicht tot verwondering.

Om Ben Okri te citeren: "Het is net in een gebroken tijd...", en ik zou daar ook een gebroken persoonlijkheid aan willen toevoegen, "dat we nood hebben aan mysterie en aan een herwonnen gevoel van verwondering, we hebben dit nodig om weer volledig mens te zijn." Een plicht tot verwondering is een opdracht, een verwachting, een verantwoordelijkheid, een verbintenis ten opzichte van de verwondering. Wanneer alle pijlen wijzen naar onheil, wanhoop en rampspoed, kan het gemakkelijk zijn om onverschillig te worden voor deze verheven verantwoordelijkheid. Maar het is juist in deze gerichtheid op het onheil dat in politieke onlusten, milieudrama's, sociale instabiliteit en economische impasse is verankerd, het is in deze specifieke tijden dat we onze plicht tot verwondering moeten terugvorderen. In plaats van deze opdracht te veronachtzamen en te laten varen, moeten we haar omarmen. De literatuurwetenschapper Keguro Macharia heeft ooit gezegd: "Vrijheid is geen vrijheid als er geen ruimte is voor plezier" – geen ruimte voor verwondering, geen ruimte voor ontzag, geen ruimte voor schoonheid, geen ruimte voor betovering. De strijd is echt, maar in het proces van de strijd mogen we onze plicht tot verwondering niet op de verkeerde plaats leggen, vergeten en veronachtzamen. Dit inzicht hielp me mijn interesse in het theater te herwinnen en mijn 'waarom theater' opnieuw te kaderen als een plicht tot verwondering.

Ogutu Muraya is een Keniaanse schrijver en theatermaker wiens werk is ingebed in de praktijk van de mondelinge literatuur. In zijn werk zoekt hij naar nieuwe vormen van storytelling waarbij sociaal-politieke aspecten samengaan met de overtuiging dat kunst een belangrijke katalysator is voor het in vraag stellen van zekerheden. Hij trad op in verschillende theaters en op festivals in Oost-Afrika en daarbuiten.