050

Theater als bijeenkomst | Florian Malzacher

‘Sluit alle theaters voor een jaar, en laten we dan eens kijken waar we ze echt voor nodig hebben’: geen wonder dat de provocatie van Heiner Müller tijdens Covid-19-lockdowns trending was toen zalen en festivals werden gesloten – niet voor een heel jaar, maar toch minstens voor enkele weken en maanden. Maar in plaats van het eigen medium en zijn routines fundamenteel te herdenken, was er een aangehouden activiteit. Er waren streamings en discussies, tekstlezingen, voordrachten, voorstellingen via Zoom... Zowat overal ter wereld waren de theaters gesloten en toch was er elke dag meer theater beschikbaar dan iemand ooit zou kunnen bekijken. De horror vacui was te sterk. Ze belette nagenoeg elke stilte, voorkwam bijna dat we ook maar even de tijd namen om onze kunstvormen en ons leven opnieuw tegen het licht te houden. Alsof we bang waren dat zodra we zouden stoppen, alles voorgoed uit elkaar zou vallen.

Maar binnen dit eindeloze praten en doen, schuilde er eigenlijk een verborgen antwoord op Heiner Müller. Terwijl de fantoompijn groeide, werd het steeds duidelijker dat al deze verfilmingen en al die Zooms niet eens in de buurt kwamen van de werkelijkheid. Het was een permanente verwijzing naar iets dat afwezig was. Naar iets dat er vroeger was en hopelijk spoedig weer zou zijn. Het bestond alleen in deze relatie.

Als we alles wat niet essentieel is voor theater zouden weghalen, wat zou er dan overblijven? Meer dan elke andere kunstvorm is theater een medium van vergadering. Een plek om samen te komen, om te bedenken, uit te proberen, te bespreken. Een medium van fysieke aanwezigheid, een agonistische arena waarin een samenleving kan onderhandelen over haar conflicten en een radicale verbeelding kan voeden.

Net als de bijeenkomsten van activisten markeert het theater een zone van samenkomen, van het opbouwen van een gemeenschap, van het nemen van beslissingen – en dus een zone waar geëxperimenteerd kan worden met de manier waarop een democratie kan functioneren. Een fysieke ruimte, een ruimte van lichamen, zoals Judith Butler in haar toespraak in het kader van Occupy Wall Street aangeeft:
‘Het is belangrijk dat we als lichamen samen in de openbare ruimte aankomen. Als lichamen lijden we, hebben we voedsel en onderdak nodig, en als lichamen hebben we elkaar nodig in afhankelijkheid en verlangen. Dit is dus een politiek van het openbare lichaam, de eisen van dat lichaam, zijn beweging en zijn stem. We zitten en staan en bewegen ons als de wil van het volk, die door de verkiezingspolitiek is vergeten en in de steek is gelaten. Maar we zijn hier, steeds opnieuw, volhardend, en we verbeelden de zin ‘Wij, het volk’.’

Maar toch is er een cruciaal verschil: de activistische/anarchistische samenkomst wordt doorgaans beschouwd als een ruimte van authentieke onderhandeling, een ruimte om te proberen de gevestigde hiërarchieën af te schaffen, om niet alleen een afwijkende manier van besluitvorming uit te proberen maar die ook te beleven, meestal gebaseerd op het concept van consensus. Hoewel het theater als samenkomst sterk kan sympathiseren met deze ideeën, zou ik willen stellen dat het uiteindelijk een wezenlijk andere invalshoek heeft. Theater is niet alleen een sociale, maar ook altijd een zelfbespiegelende praktijk, hoewel conventionele benaderingen dit hebben verwaarloosd. Theater is een paradoxale machine die een sfeer markeert waarin de dingen tegelijk echt en onecht zijn en die situaties en praktijken voorstelt die symbolisch en tegelijk werkelijk zijn. Het laat geen kunstmatige buitenkant van pure kritiek toe, noch is het in staat om het publiek te verleiden tot een louter immersieve identificatie. De sociale sferen, de samenspraak die het kan creëren, bieden de mogelijkheid om deel te nemen en tegelijkertijd zichzelf van buitenaf te bekijken. Brechts vervreemdingseffect is geen uitvinding, het is een ontdekking van wat wezenlijk is voor het hele theater. Alleen geeft niet elk theater dit toe of probeert er zelfs maar consequent gebruik van te maken.

Hoezeer theater ook een ruimte van collectieve of collaboratieve verbeelding kan zijn, het is ook altijd een medium geweest om conflicten en tegenstellingen te tonen tussen ideeën, machten, naties, generaties, koppels of zelfs binnen de psyche van een enkel personage. Verschillende vormen van realisme hebben dit aspect van het theater aangescherpt door te focussen op de interne tegenstrijdigheden van de samenleving. Brechts dialectisch theater keek naar de verschillende aspecten van concrete strijdpunten om het publiek te laten begrijpen hoe het werd gecreëerd door het systeem waarin het leefde, in plaats van zich simpelweg te identificeren met één positie. In navolging van Marx werd dit soort theater gedreven door de overtuiging dat wanneer de klassenstrijd uiteindelijk zou worden gewonnen, een harmonieuze communistische samenleving zou ontstaan. Maar we zijn niet alleen rationele wezens. Emotie zal altijd een rol spelen, zoals Chantal Mouffe benadrukt: ‘Hoewel we een einde willen maken aan conflicten, moeten we, als we willen dat mensen vrij zijn, altijd rekening houden met de mogelijkheid dat er een conflict ontstaat en moeten we een arena bieden waar verschillen met elkaar kunnen worden geconfronteerd.’ Mouffes concept van 'agonistisch pluralisme' streeft er daarom naar dat de democratie een arena zou zijn waar we onze verschillen als tegenstanders kunnen uitspelen zonder dat we ze hoeven te verzoenen. In een tijd waarin de indertijd verguisde uitspraak 'Je bent met ons of je bent tegen ons' aan alle kanten van het politieke spectrum een renaissance meemaakt, hebben we behoefte aan een speels (maar serieus) agonisme waarin tegenstellingen niet alleen in leven kunnen worden gehouden, maar vooral ook vrijuit kunnen worden geuit. Alleen zo kunnen we voorkomen dat er een antagonisme ontstaat dat een einde maakt aan alle onderhandelingen. Het is geen toeval dat het concept van Mouffe zijn naam ontleent aan theater, aan 'agon', het spel, de strijd tussen argumenten in de Griekse tragedie.

De manieren waarop theater wordt opgevat als een openbare ruimte die plaats biedt aan zowel radicale verbeelding als pragmatische utopieën, zijn talrijk en niet zelden tegenstrijdig in zowel hun esthetische als hun politieke standpunten. Maar wat hen bindt, is het doel om het terrein van het theater uit te breiden, de middelen en mogelijkheden ervan te verruimen, manieren te vinden om ons in te laten met de sociale en politieke kwesties van onze tijd en zo ook inspiratie te geven voor activisme en politiek denken buiten het artistieke domein.

Florian Malzacher is dramaturg, schrijver en curator in de podiumkunsten. Hij was artistiek leider van het Impulse Festival (2013-2017) en coprogrammator van het festival steirischer herbst in Graz (2006-2012). Hij redigeerde en schreef verschillende boeken over hedendaags theater, kunst & politiek en over het cureren van podiumkunsten.