Het opschorten van de vrijheid | Édouard Louis
“De eerste keer dat ik in het theater een echte schok beleefde, was op de middelbare school. We werden naar het theater gebracht om te gaan kijken naar Angels in America. In die tijd had ik geen toegang tot kunst. Ik las nog niet. Mijn familie wees boeken af omdat zij zich afgewezen voelden door boeken. Ze groeiden op in een milieu waar niemand naar school of naar de universiteit zou gaan. Een boek was voor mijn moeder of vader zowat het symbool voor het leven dat ze niet hadden, het leven van mensen die naar school gingen, die studeerden en daardoor een meer bevoorrecht en makkelijker leven leidden. Als gevolg daarvan hielden ze niet van boeken. De cultuur verwierp ons, dus wij verwierpen de cultuur. Maar toen gingen we met school naar dat toneelstuk kijken, een toneelstuk over homoseksualiteit. Plots zag ik mannen elkaar zoenen, met elkaar seks hebben en wel op een heel expliciete manier. Het was alles wat ik wist over mezelf, over mijn verlangen naar andere mannen, maar dat ik de hele tijd probeerde te verbergen voor anderen omdat ik me schaamde, voor mijzelf, voor deze verlangens. En plots waren dat precies de dingen die ik op het podium zag. Ik liep het theater uit, verzette me en zei: ‘Ik wil dat homogedoe niet zien.’ Maar het was te laat. Iets in mij was opengebroken. Ik had deze mannen elkaar zien aanraken en kon niet ontkomen aan het feit dat het alles was wat mijn lichaam van me verlangde.
In deze anekdote is niet mijn persoon belangrijk, maar wel dit: theater kan enorm krachtig zijn in het dwingen van mensen om te zien wat ze meestal vermijden, om te achterhalen waar ze ontsnappingsstrategieën voor of tegen hebben opgebouwd om niet naar te kijken of niet naar te luisteren. Zelfs als ze weten dat deze dingen die ze vermijden werkelijk bestaan, dat ze er zijn, rondom ons, niet alleen als verlangens maar ook als geweld, racisme, armoede en haat. Iedereen weet dat deze dingen bestaan, maar vaak proberen mensen te voorkomen dat ze met de werkelijkheid worden geconfronteerd. Wat mij interesseert aan theater is de confrontatie. Een ruimte vol mensen die moeten blijven en luisteren. Uiteraard kunnen ze de zaal verlaten, maar er is nog steeds een soort fysieke kracht van het theater. Een boek kun je opzij leggen of wegleggen, bij theater kun je dit niet. Je moet blijven kijken en geconfronteerd worden met wat je ziet. Dat is de potentieel radicale kracht die theater bezit: het voor korte tijd opschorten van de vrijheid.
Theater mag deze unieke kracht nooit vergeten, want met die kracht gaat ook de verantwoordelijkheid gepaard van de keuze waarover je het zult hebben. En daarom moet theater altijd worden gemaakt met een gevoel van schroom tegenover het publiek, de acteurs, de makers. Naar wat en wie zullen we luisteren en wat en wie zal het zwijgen worden opgelegd? Natuurlijk kun je De ingebeelde zieke van Molière ensceneren, ik hou van Molière, en als ik het lees ben ik diep ontroerd. Maar intussen sterven er migranten, verdwijnt het Amazonewoud, worden vrouwen seksueel aangerand en worden ze niet geloofd als slachtoffers. Ik denk dat het Ta-Nehisi Coates was, verwijzend naar Baldwin, die zei: als ik door de straat loop, zie ik deze mooie kleine straatjes, met mooie boompjes en een mooi bankje, en het maakt me boos omdat ik weet dat het een leugen is. De wereld is niet zo. Deze esthetiek die ik zie, vertegenwoordigt niet de werkelijkheid, niet wat er op dit moment in deze wereld gebeurt. En dat geldt ook voor mij: ik ga naar het theater en ik zie De ingebeelde zieke, en ik vind het een leugen. Dit is niet wat er om ons heen gebeurt, dit is niet waar wij in leven. De werkelijkheid is eigenlijk een delicaat onderwerp. Het is wat ons vorm geeft, het is overal om ons heen, maar het is het allermoeilijkste om te zien, aan te raken, weer te geven. Is dat niet vreemd?
Er is nog steeds een ouderwetse ideologie van wat kunst is, een ideologie die al eeuwenlang is ingebed: hoe minder je zegt, hoe kunstzinniger je bent. Hoe meer je dingen suggereert, en hoe minder je ze laat zien, hoe krachtiger je bent. We hebben dit zeer vreemde systeem gecreëerd waarin, als je aan kunst doet, het beste compliment dat mensen je kunnen geven is: ‘Het is wondermooi, omdat alles gesuggereerd wordt, omdat het niets zegt.’ Dit dient alleen maar de strategieën van mensen om niet te kijken, om niet geconfronteerd te worden. Vaak raakt het kunstenveld verstrikt in zijn eigen ontwijkingsstrategieën. Ik denk dat we theater moeten gebruiken als een kunst van de confrontatie, als een plek om het systeem te bestrijden met het systeem zelf – want theater is uiteraard altijd onderdeel van het systeem waarin we leven. Wie gaat naar het theater? Wie kan het zich veroorloven? Wie is opgeleid om erheen te gaan? Wie is afwezig? Ik denk dat we onze tijd verliezen als we ons afvragen: kan theater volledig buiten het systeem vallen – een systeem van klasse, van onderdrukking, van racisme... Wat interessant is, is om het systeem tegen zichzelf te gebruiken, zoals indertijd Jean-Paul Sartre deed toen hij boeken publiceerde in de meest prestigieuze Franse uitgeverij, of toen Toni Morrison doceerde aan een Ivy League-universiteit.
Hoe ben ik begonnen met theater? Omdat ik homo was en niet mannelijk, vertelde mijn familie en mijn omgeving me dat ik anders was, dat ik het fout had, en ik zocht naar een mogelijkheid om te ontsnappen. Ik herinner me dat ik me op de middelbare school aansloot bij alle verenigingen op school, want ik verlangde naar een plek waar ik geliefd en geaccepteerd zou worden: schaken, stripverhalen, T-shirts, poëzie… En op een dag ging ik naar een theaterklas. Het was vreemd genoeg gemakkelijk, want zoals veel LGBTQ-personen ben ik, ondanks mezelf, een geboren acteur. Als gay kind verstopte ik me altijd, deed ik alsof ik hetero was, deed ik alsof ik mannelijk was, hield ik van meisjes, hield ik van voetbal. Ik had geen andere keuze dan een acteur te zijn. En toen ik voor het eerst het podium op ging in de middelbare school, was het makkelijk, ik was niet bang, ik was 12 en had al 12 jaar training achter de rug. Het theater gaf me een wapen om het systeem waarin ik leefde te bestrijden, om mijn realiteit te veranderen. Nu wil ik proberen het te gebruiken om de realiteit van andere mensen te veranderen.”
Fragment uit een gesprek tussen Édouard Louis en Milo Rau over 'Waarom theater', 30 juni 2020, Parijs en Gent.
Édouard Louis is een van de meest succesvolle jonge Europese schrijvers van zijn generatie. De autobiografische essays en romans van dit ‘wonderkind’ (New York Times), waarin Louis zijn proletarische komaf en homoseksualiteit behandelt, zijn inmiddels al in 30 talen vertaald.