Het oneindige spel van worden | Susanne Kennedy
In den beginne was: HIJ. De mens als maat van alle dingen, zodat hij kon heersen over de vissen in de zee en de vogels in de lucht, over het vee en alle wilde dieren, en over alle wezens die zich over de grond voortbewegen.
Hij scheidde zich af van het dansen en reciteren van het Griekse koor en zei ‘IK’: de geboorte van de tragische held. Van daaruit trok hij erop uit om de wereld en al zijn bewoners te veroveren. Hij beschouwde zichzelf als ‘zelf’ en al het andere als ‘ander’. Hij beschouwde zichzelf als een rationeel en denkend wezen en op het podium vertelde hij over zijn avonturen: het onderwerpen van de wilden en het doden van de beesten.
De monoloog van de imperialist over de universele condition humaine was voortreffelijk: hij vertelde ons hoe hij was geschapen naar Gods beeld. HIJ maakte hem tot een subject, een organisme – een tragische Adam die uit het paradijs werd verstoten omdat hij door Eva werd verleid. De protagonist schreeuwde, huilde, smeekte, ontroerde het publiek tot tranen toe. Ze zagen zichzelf in hem! Het applaus was eindeloos. De critici waren verrukt.
Maar dan! Plots, in het midden van zijn performance, vervormt het gezicht van onze protagonist. Zijn woorden worden een modderige brij en onherkenbaar. Zijn bewegingen, die sterk en resoluut waren, worden zwak en levenloos. Er klinkt een schreeuw vanuit de verte, maar die komt uit zijn eigen borstkas. Zijn ogen rollen terug in zijn hoofd en kijk: hij valt in duizenden stukken uit elkaar! Het publiek snakt verschrikt naar adem.
Onze protagonist ‘wordt vrouw, wordt kind, wordt animaal, vegetaal of mineraal, wordt moleculair in tal van vormen, wordt partikels’.1 Uiteindelijk is hij niet langer waarneembaar geworden. Zijn worden is eindeloos en nooit voltooid. Het spel gaat maar door. Uren worden dagen worden weken worden jaren.
Het centraal gedeelte van het podium lijkt leeg, maar aan de randen is er beweging en gegiechel. Vreemde wezens, menselijke en niet-menselijke, zijn druk in de weer in de coulissen. Ze communiceren in talen die we nog moeten leren. Deze wezens voeren een exorcisme uit. Het is de mens die wordt uitgedreven.
De wezens plaatsen onze protagonist – of wat er van hem over is, of beter gezegd wat er niet van hem over is – nog een laatste keer op de autopsietafel om zijn anatomie opnieuw samen te stellen. Hun dialoog klinkt als volgt: ‘De mens is ziek omdat hij slecht geconstrueerd is. We moeten besluiten om hem volledig te strippen om dat microscopisch kleine beestje weg te schrapen dat hem dodelijk enerveert.’
Onze protagonist, die niet langer de protagonist is, antwoordt vrolijk:
‘Jullie kunnen me vastbinden als jullie dit willen, maar er is niets nuttelozer dan een orgaan. Zodra jullie hem een lichaam zonder organen zullen hebben gemaakt, zullen jullie hem bevrijd hebben van al zijn automatische reacties en hem in zijn ware vrijheid hersteld hebben. Dan zullen jullie hem opnieuw leren om binnenstebuiten te dansen zoals in de uitzinnigheid van dancings en dit binnenstebuiten zal zijn ware plaats zijn.’2
Het lichaam van de protagonist is in een massa stukken uiteengevallen. Hij is in volle wording en is niet langer een ‘hij’, maar een ‘zij’ of een ‘het’. Hij of zij of het heeft een lichaam zonder organen ontwikkeld. Hij heeft zijn stem niet meer nodig om ons te vertellen hoe hij zijn vader heeft vermoord en met zijn moeder is getrouwd. Hij heeft geen gezicht meer nodig om zijn tragische tranen te huilen. Het complex is verdwenen in de hete lucht van het theater.
De natuur heeft haar loop genomen en het publiek begint zich de duistere waarheid in zijn delirium te realiseren: er is geen scheiding! Het lichaam op het toneel heeft geen grenzen omdat het altijd al deel is van iets anders. En de toeschouwers zijn gedwongen om dit transformatieve proces mee te maken.
Verwarring grijpt om zich heen. Waar is het conflict van gevoelens? Wat is dit vreemde gebeuren op het podium? Waar is onze held?
Steeds meer mensen verlaten het theater. Sommigen slaan uit protest met de deuren. Inmiddels hebben we de scène bereikt waar onze protagonist zich begint te vermengen met de andere lichamen, entiteiten, wezens en krachten op het toneel en daarbuiten.
Een vreselijk besef daagt: er is geen subject dat achter de productie zit, dat de productie uitvoert!
Dit is ondraaglijk. ‘Begin met acteren!’, schreeuwt een toeschouwer in uiterste gekweldheid uit. Anderen vragen: ‘Wat is je naam? Wat is je geslacht? Wat is je nationaliteit? Je bedoeling? Je doel? Je taal?’
Maar onze protagonist kan niet meer antwoorden en hij wil dat ook niet.
Onze gefragmenteerde protagonist groeit en groeit – voorbij de grenzen van het theater, de straat, de stad, de natie, het universum en daarbuiten.
Dit lichaam is niet langer menselijk te noemen, het wordt een veelvoud van mogelijke nieuwe verbindingen en gevoelservaringen met andere lichamen en, meer in het algemeen, met de Aarde zelf. Dit is puur theater.
Dit lichaam is niet langer menselijk te noemen, het wordt een veelvoud van mogelijke nieuwe verbindingen en gevoelservaringen met andere lichamen en, meer in het algemeen, met de Aarde zelf. Dit is puur theater.
Niemand weet wanneer dit spel is begonnen, want er is geen begin en geen einde.
Dit oneindige spel wordt niet beperkt door de tijd en de regels veranderen voortdurend. Het spel waar we naar kijken, gaat over totale overgave. Het drama is kosmisch en omvat alle leven.
Het stuk heeft geen regisseur, geen script, geen slot. Het heeft alleen niet-protagonisten.
Wanneer alles voorbij is, komt een groep mensen in witte beschermpakken het toneel op en maakt het leeg. Slechts vier mensen applaudisseren.
Het menselijk gelaat
is een lege kracht,
een veld van de dood...
Na ontelbare duizenden jaren waarin het menselijk gelaat heeft gesproken en geademd,
heeft men nog steeds de indruk dat het nog niet eens begonnen is...
met te zeggen wat het is en wat het weet.3
Susanne Kennedy is een Duitse schrijfster en regisseur. Haar werken zijn uitgenodigd door de bekendste theaterfestivals zoals de Wiener Festwochen, het Nederlands Theaterfestival, het Berliner Theatertreffen, de Ruhrtriennale en talloze andere. In 2017 werd ze bekroond met de Europe Prize New Theatrical Realities.
1 Gilles Deleuze en Félix Guattari, L’Anti-Œdipe. Capitalisme et schizophrénie (1972)
2 Antonin Artaud, Pour en finir avec le jugement de dieu (1975)
3 Antonin Artaud (geschreven voor een tentoonstelling van zijn portretten en tekeningen in
Galerie Pierre, 4-20 juli 1947)