034

Stop met doen alsof | John Jordan

EEN LIEFDESBRIEF VOOR DE MAKERS VAN POLITIEK THEATER EN HUN TOESCHOUWERS

1 juni 2020.
The Laboratory of Insurrectionary Imagination
La zad de Notre-Dame-des-Landes.

Beste medeliefhebber,

Weet je nog toen je voor het eerst verliefd werd op het theater? Weet je nog hoe je lichaam reageerde? Was het een erotische ervaring of gewoon een vonkje intellectuele opwinding? En hoe zit het met de lichamen waar je naar keek?
Doe je ogen dicht. Voel je terug in dat moment.

Ik bijvoorbeeld was een tiener. Ik herinner me een podium met kronkelende lichamen. Krioelende orgiastische wezens, aanrakingen, ademhalingen. Repetitieve, tranceachtige muziek. Een woud van gesticulerende handen. Een vrouwenstem die steeds herhaalt: ‘Wat kunnen mij jouw bevelen schelen! Jij kunt mij niet bang maken!’

Het speelde zich allemaal af in de Munt in Brussel, en ik vond het erotisch, want het deed me beseffen wat het is om echt te voelen dat ik leef. In de oudheid werd Eros niet beschouwd als een god van prettige bevredigende liefde, maar als een tragische figuur. Hij was de belichaming van emotionele intensiteit, het verlangen naar een leven dat net zo heet, zo niet heviger, brandt wanneer het onbevredigd is. En nadat ik verliefd was geworden, volgde de teleurstelling. Het theater had me getoond wat het kon betekenen om een voller leven te leiden, maar dat gevoel vervaagde toen de voorstelling eindigde.

Mijn moeder, die me had meegenomen naar de Munt, heeft me nooit verteld dat dit operahuis berucht was omdat het het enige theater was dat een echte revolutie ontketende. Het was in de zomer van 1830 en de opstand hing in de lucht, Parijs had net gezien hoe 4000 barricades in de stad werden opgetrokken. In Brussel stond een operette op de affiche die zich afspeelde tijdens een 17de-eeuwse antikoloniale opstand in Napels. De Munt zat nokvol. Het derde bedrijf begon. Na een opzwepend koor pauzeerde de tenor en stapte hij uit zijn rol, uit het verleden naar het heden. Hij schreeuwde: ‘Te wapen, burgers!’ Het publiek antwoordde: ‘Lang leve de vrijheid!’ Hij was gestopt met acteren en te doen alsof, en hij begon te ageren, in te grijpen in en met de wereld, te interageren met de realiteit van de situatie; de actie had de representatie vervangen.

Het publiek doorbrak zijn normatieve contemplatie en stormde het theater uit om barricades op te richten: de toeschouwers waren het spektakel geworden. Winkels werden geplunderd, de huizen van de rijken in brand gestoken, fabrieken bezet en weken later werd België onafhankelijk. Even was het theater niet langer een repetitie voor de revolutie, noch een evocatie van de opstand, maar het echte werk. Het was teruggekeerd naar zijn wortels in het rituele – het eeuwenoude theater van de magie, waar een gemeenschap een verlangen opvoert dat zo intens en gefocust is dat het de werkelijkheid doet plooien.

Op 25-jarige leeftijd verliet ik uiteindelijk het theater om opnieuw op zoek te gaan naar zijn magie. Ik werd een organisator in bewegingen die opkwamen voor klimaatrechtvaardigheid en streden tegen het kapitalisme en ik ontwierp nieuwe vormen van ongehoorzaamheid die het verzet wenselijk, wellustig, leuk en vooral politiek effectief probeerden te maken. Geconfronteerd met het feit dat de fundamenten van het leven op deze planeet werden vernietigd door de kankerachtige logica van het kapitalisme, kon ik niet langer doen alsof ik politiek bedreef op het podium, in theaters die werden gefinancierd door bedrijfscriminelen, bekeken door publiek dat kwam voor de kick, dat conflict en gerechtigheid ervoer om vervolgens bij het verlaten van het theater terug te keren naar de normale gang van zaken. Het enige theater dat nog zin had, was het sociale drama van de rebellie tegen het suïcidale systeem dat winstbejag belangrijker achtte dan het leven zelf.

De activistische collectieven waarmee ik samenwerkte, erkenden de schoonheid van rebellerende lichamen. Samen maakten en choreografeerden we humoristische acties, blokkades, bezettingen, klimaatkampen, straatfeesten en rellen. We wisten dat deze theatrale opstanden de emotionele intensiteit van hun deelnemers zouden versterken en dat, door de collectieve intensiteit te richten op een visie – het stilleggen van een steenkoolcentrale, het blokkeren van een luchthavenproject of het creëren van een alternatieve top –, de werkelijkheid vaak kon worden getransformeerd, de strijd kon worden gewonnen, nieuwe verhalen over de wereld konden worden verteld en het menselijk (en meer dan het menselijk leven) kon worden beschermd.

Zulke massale participatieve rituelen hebben vaak een publieksbereik dat ondenkbaar leek toen ik in het theater werkte. Terwijl ik dit schrijf, verspreidt de Black Lives Matter-opstand zich over de VS: zoveel lichamen die de avondklok negeren om hun woede te uiten. Ze herinneren ons eraan dat ongehoorzaamheid geschiedenis maakt. Gisteravond zag ik op Twitter live duizenden mensen op de grond liggen met hun handen achter de rug terwijl ze zongen: ‘Ik kan niet ademen!’, negen minuten lang, de tijd die de politie nodig had om George Floyd te lynchen. Meer dan 6 miljoen mensen hebben die video gisteravond bekeken. Goed theater geeft me kippenvel, het voedt en verandert ons lichaam, en als het stopt met te doen alsof, kan het onze werelden veranderen.

Toch lijkt een groot deel van de theaterwereld bang te zijn voor de verwarrende leefwereld naast het podium. Ik woon op de ZAD, Zone à Défendre (de te verdedigen zone), 1650 hectare moerasland waar een vijftig jaar aanhoudende strijd de plannen voor een vliegveld heeft verslagen. Het verzet bracht boeren en activisten samen tegen een achtergrond van boomhutten en houten huisjes en de vorming van een burgergemeenschap in de strijd tegen een klimaatmisdaad. Een jonge theaterstudent was zo geïnspireerd door zijn bezoek hier dat hij het hoofd van het Conservatoire National Superieure d'Art Dramatique vroeg of hun jaarlijkse 'plattelandsworkshop' in de ZAD zou kunnen plaatsvinden, om samen met ons collectief, het Laboratory of Insurrectionary Imagination, te werken aan de versmelting van theater en politiek. De eindejaarsvoorstelling van de school was destijds Zone à Etendre, geïnspireerd op de ZAD, waar studenten zich verkleedden als activisten tegen een achtergrond van hutten. ‘Als ik je naar de ZAD laat gaan’, antwoordde het hoofd van het conservatorium, ‘verlies ik mijn job!’ Het was alleen oké voor haar studenten om in hun rol te blijven en te doen alsof ze aan politiek deden.

En blijf jij in je rol? Zul jij dansvoorstellingen maken over straatprotesten terwijl jouw vaardigheden als choreograaf de menigte door de straten zouden kunnen helpen loodsen om de politie te ontwijken? Zul jij decorstukken ontwerpen voor toneelstukken over vluchtelingen als je tools kunt ontwerpen om door de grenshekken heen te snijden? Zul jij de stilte laten horen die overblijft waar ooit zangvogels waren, als je de pesticidefabrieken die hen uitroeien kunstig kunt blokkeren?
Waarom theater maken dat doet alsof? Waarom niet weer verliefd worden op het leven?

John Jordan

John Jordan is een Britse kunstenaar en activist. Hij is medeoprichter van Reclaim the Streets en van het Clandestine Rebel Clown Army. Hij helpt het Laboratory of Insurrectionary Imagination (Labofii), waarvoor hij in heel Europa onderzoek doet naar creatieve vormen van verzet tegen samenwerkingsproblemen op het gebied van globalisering, oorlog en milieu. Het Labofii bewoont nu de ZAD van Notre-Dame-des-Landes, ‘een voor de Republiek verloren gebied’, aldus de Franse regering.