011
Opschorting van ongeloof | Luanda Casella
EEN SPIRITUELE ONDERNEMING OF EEN DAAD VAN POËTISCH GELOOF?
PRELUDE
Tien weken in lockdown, in quarantaine. Symptomen zijn gebrek aan tijd, stress, schaarste, honger. Gebrek aan mobiliteit, gebrek aan veiligheid, digitale veiligheid, bewaking, verbeelding. Verarming en gevangenschap, voorspellingen. Ziekte met verzorging: applaus. Ziekte zonder verzorging: heel wat doden. Veel hoop, veel wanhoop. Solidariteit en fascisme hand in hand, gewassen handen die een geglobaliseerde wonde raken.
Trauma wordt geïnstalleerd in het kernweefsel van menselijke relaties en daagt onze emotionele intelligentie en kritische vaardigheden enorm uit.
De geesten van het bos kijken toe. De Orixás kijken toe. De heksen kijken toe. De doden, in hun afwezigheid en in het publiek, vragen: Waarom theater?
De nacht valt. Mensen komen op hetzelfde moment samen op dezelfde plaats met een gemeenschappelijk doel. Hun ontmoeting is niet willekeurig.
Een groep mensen gaat de Opu binnen (de religieuze tempel van de inheemse Guarani). De andere groep mensen gaat het theater binnen.
Beide gebeurtenissen zullen slechts één keer plaatsvinden in de exacte formatie waarop ze op dit moment bestaan. Slechts één keer, en daarna nooit meer.
Het gezamenlijke doel van deze twee bijeenkomsten is om een ervaring te laten plaatsvinden. De betrokkenen moeten samenwerken om die tot stand te brengen. Alle elementen die voor de context – de semantische rook – zorgen, moeten door iedereen als echt aanvaard worden.
EERSTE VERHAAL
De nacht valt. Mensen gaan de Opu binnen. Het is een huisje met een aarden vloer.
Een voor een komen ze binnen via dezelfde deur. De andere, gericht op de zonsopgang, blijft gesloten om te verhinderen dat slechte geesten binnentreden. Het zingen en dansen begint. Het duurt tot de ochtend aanbreekt.
In een hoek van het huisje bekommeren vrouwen zich om de langzaam brandende stukken hout, het vuur dat de geneeskrachtige kruiden van de pijp van de sjamaan voedt. In een andere hoek voert een staande groep Guarani-gezangen uit met trommels, maracas en bamboestokken die tegen de grond worden geslagen door vrouwen die door te dansen het beperkte register markeren van het lied. Verspreid over de ruimte wachten mannen en vrouwen die op zoek zijn naar genezing, tot het hun beurt is om te gaan zitten en ondergedompeld te worden in een scenario van hitte, muziek en onverbiddelijke rook.
Blazend op zijn pijp bewerkt de sjamaan de lichaamskrachten van de zieken. Hij inhaleert diep en stoot dan een dikke wolk rook uit die de persoon die voor hem zit omhult, altijd langs het hoofd, het zintuiglijke en cognitieve centrum van de mens. Hij laat rook stromen over de zeven lichaamsopeningen, de zeven deuren van de menselijke waarneming, en stoot af en toe een trek van zijn pijp uit in de richting van de gesloten deur. Je weet maar nooit.
De sjamaan erkent de beperkingen van zijn spirituele genezing. Als verzetsleider is hij zich bewust van de gevolgen van de diepgaande veranderingen in de inheemse manier van leven, de werking van boze geesten, dood of levend. Dus roept hij afwezige stemmen op om hem te helpen om de hele menselijke compositie te ontwarren en het evenwicht te herstellen.
TWEEDE VERHAAL
De nacht valt. Mensen komen het theater binnen. Het is een groot huis met lange gordijnen.
Een voor een komen ze binnen via dezelfde deur.
Ze weten dat wat ze te zien gaan krijgen een fictieve werkelijkheid is. Ze doen alleszins niet alsof ze dat niet weten. Ze zijn er allereerst om elementen te verzamelen. Hopelijk creëren die uiteindelijk een gevoel van empathie. Er is een afspraak gemaakt: als het licht dooft, zal de groep mensen spontaan mogelijke tegenstrijdigheden in de fictieve werkelijkheid negeren en deze tijdelijk als hun eigen werkelijkheid accepteren (hoe ongeloofwaardig ook).
Een van zulke groepen mensen is toevallig een groep kinderen. Voor de honderdste keer zien ze Casper, het vriendelijke spookje, een toneelstuk waarin ze 'windkoekjes' krijgen aangeboden, uiteraard doorschijnende, of zoals de verhalenvertellers hun textuur en consistentie beschrijven: ‘Het is klein, gebakken, knapperig, plat en zoet. Kunnen jullie het proeven?’
Ja, dat kunnen ze. Het is eenvoudig, het smaakt goed. Het zijn kinderen. Ze wekken hun verbeelding op (niet noodzakelijkerwijze door hun logica op te offeren) en schorten hun ongeloof op. Klaarblijkelijk aanvaarden ze die premisse omwille van hun eigen plezier.
Het toneelstuk toont Casper, een schattig spookkind dat een spookhuis bewoont samen met een gemeenschap van volwassen geesten die maar wat blij zijn om de levenden angst aan te jagen. Casper is echter een non-conformist onder de geesten: hij zou het liefst vriendschap sluiten met mensen. Daarom pakt hij zijn spullen en trekt hij de wereld in. De wereld behandelt hem slecht, en de dieren die hij ontmoet – de haan, de mol, de kat en de muis, Herman genaamd – werpen hem een blik vol afschuw toe en gillen het uit: “Een spook!”
Hij vindt geen vrienden. Radeloos probeert Casper zonder succes zelfmoord te plegen. Hij ligt op de treinsporen te wachten op een naderende trein, en op dat moment, een kwestie van seconden, ontmoet hij Bonnie en Johnny, beiden non-conformisten zoals hij. Samen eten ze windkoekjes die Casper altijd bij zich draagt in zijn kleine lunchtas.
DIMINUENDO
Het is erg verleidelijk om de tekst af te sluiten met een romantische vergelijking:
Wij, verhalenvertellers en sjamanen, blazen de rook, bieden windkoekjes aan. We sluiten de deur gericht op de zonsopgang, houden boze geesten weg als de nacht valt. We zingen nederig in dienst van onze gemeenschap. We zijn ons bewust van de beperkingen van onze helende krachten, erkennen de hardnekkige aard van de boze geesten, dood of levend, van het drastisch uitdagen van onze relaties. ‘Als zij binnenkomen, worden we door elkaar beschermd’, denken we. Wij het medium; wij de deelnemer, wij de zieke, de genezer, de schrijver, de toeschouwer, allemaal verwachten we een openbaring.
En de openbaring hier is dat, of wij nu sjamanen zijn of niet, het helen van collectieve trauma's in de loop van onze geschiedenis altijd een proces is geweest van het creëren van veel rook en het toestaan van het opschorten van ongeloof.
De doden, in hun afwezigheid en in het publiek, lachen met ironische vreugde: Het kleine spookje probeert zelfmoord te plegen, ha!, hij is al dood!
Luanda Casella is een Braziliaanse schrijfster en performer. Door retoriek te vermengen met ironie legt haar werk taalconstructies bloot, waarbij ze onbetrouwbare verhaallijnen in fictie en in alledaagse communicatieprocessen verkent. Haar werk was te zien in zalen en festivals over de hele wereld zoals Spielart (München), Edinburg International Festival, Het TheaterFestival (Gent) of Kaserne (Bazel).