001
Een voortdurende tocht vol twijfel en experiment | Mohammed Al Attar
Toen de wereld ten prooi viel aan collectieve paniek, bleef ik achter met de aloude knagende vragen: wie ligt wakker van theater? Wie ligt wakker van cultuur in volle pandemie?
Ik heb momenteel geen pasklare antwoorden, dus ik wil graag terugkeren naar maart 2011, toen de Syrische revolutie tegen het Assad-regime begon. Toen worstelde ik met dezelfde vraag: "Waartoe dient theater vandaag?" Mijn antwoord was duidelijk: dit was geen tijd voor theater. Vergeleken met het schrijven van politieke artikelen en het organiseren van demonstraties, leek het schrijven van toneelstukken een frivool tijdverdrijf. Ik bleef deze mening getrouw, tot ik op aandringen van een paar vrienden het toneelstuk Could You Please Look Into the Camera ? begon te schrijven. Als onderdeel van mijn onderzoek voor dat stuk interviewde ik toen in Damascus tien jonge mannen en vrouwen die tijdens de eerste maanden van de revolutie willekeurig waren vastgehouden door de veiligheidstroepen van het regime. Ze stelden me allemaal dezelfde vraag: ‘Wat heeft het voor zin om onze verhalen nu te theatraliseren?’ Mijn antwoorden klonken zelfverzekerd. Ik benadrukte de rol van theater als getuige en de kracht van theater om onze verhalen menselijker te maken, iets waar het gortdroge proza van de nieuwsmedia met zijn feiten en cijfers in tekortschiet. Maar diep van binnen was ik nog steeds op zoek naar antwoorden die elke resterende twijfel over het werk dat ik deed konden wegnemen.
Die antwoorden kwamen tijdens de eerste ontmoetingen die ik had met elk van de individuen. In detail vertelden zij over de gruwelijke ervaringen die ze hadden doorstaan en die hen hadden gemaakt tot de personen die ze waren geworden. Onze discussies over de gevangenis gingen gepaard met gesprekken over eten, muziek, filmkunst en liefde. Zulke ontmoetingen hielpen me te beseffen dat het belang van mijn werk net in die momenten lag en niet noodzakelijk in de toekomstige handeling van de performance op zich. Het belang van mijn werk lag in de behoefte van de deelnemers om te praten en in mijn behoefte om te luisteren – in hun bevrijding van onbeschrijflijke beelden en in mijn bevrijding van de angst om een gelijkaardig lot te ondergaan. Het was immers louter toeval dat degenen die werden vastgehouden scheidde van degenen die in Syrië overleefden. Die tekst werd later het vehikel waardoor wij allemaal – de regisseur, de acteurs, de technici en ikzelf – betrokken werden op de gebeurtenissen die zich rondom ons afspeelden naarmate de brutaliteit van het regime tegen de revolutionairen toenam. De repetities werden onze enige vrijhaven voor discussies en stellingnames. Kon ons publiek iets van dit alles achteraf merken? Dat kan ik niet met zekerheid zeggen, maar ik denk dat het er toch iets van gevoeld moet hebben. Door onze discussies met het publiek na afloop van de voorstelling, op plaatsen ver weg van Damascus, zoals in Seoel, of veel dichterbij, zoals in Beiroet, raakte ik ervan overtuigd dat we als theaterprofessionals nog steeds een rol te spelen hebben in tijden van verwoestende oorlogen en crisissen. En dus keerde ik na maanden van weifelen terug naar het theater.
Sedertdien ben ik gaan geloven dat de antwoorden vanuit de betrokkenheid bij het werk zelf zullen komen en dat in tijden van radicale veranderingen onze theoretische kennis over theater en zijn rol ontoereikend is. In de zomer van 2013, tijdens een theaterworkshop met een groep jongeren in Raqqa, na de bevrijding van de stad uit de greep van het Syrische regime en slechts enkele weken voordat ze onder controle van IS kwam, vonden we een zingeving in de vriendschappen die zich tussen ons ontwikkelden. Het theater veranderde ons leven en onze lotsbestemming niet. Kort daarna werd een van de deelnemers aan de workshop omgebracht tijdens een luchtaanval van het regime. Later werden twee anderen ontvoerd door IS-strijders en tot op de dag van vandaag zijn ze nog steeds vermist. De rest van de groep werd vluchteling en waaierde uit over de wereld. Al wat overbleef van die workshop zijn de langdurige vriendschappen die ons hebben geholpen om de pijnlijke herinneringen aan het verlies te doorstaan.
In Beiroet, toen ik aan het toneelstuk Antigone werkte met enkele Syrische vluchtelingenvrouwen die met hun familie in erbarmelijke kampen in de Libanese hoofdstad verbleven, had ik opnieuw moeite om dezelfde vraag van de vrouwen te beantwoorden: ‘Waartoe dient theater vandaag als we zelfs niet in ons levensonderhoud kunnen voorzien?’ Ik besloot de argumenten die ik van tevoren had voorbereid terzijde te schuiven en nodigde hen uit om samen op zoek te gaan naar het antwoord. En dat deden we. Gedurende drie maanden van samenwerking ontdekten we vele antwoorden – in hun uitdagen van het mannelijk gezag, hun terug opeisen van het narratief van de Syrische crisis, hun groeiend zelfvertrouwen, hun stemmen en hun lichamen, en hun worsteling met het racisme waarmee ze geconfronteerd werden in een maatschappij die door een strikt hiërarchisch klassensysteem wordt gedomineerd. Na een voorstelling kwam Wafaa, een van de vertolksters, naar me toe, ze wees op een groep elegant geklede vrouwen die buiten het theater stonden en zei: ‘Vroeger zagen ze me slechts als de zoveelste schoonmaakster voor hun huis, maar nu overladen ze me met lof voor mijn podiumprésence.’ Ik vroeg haar schertsend: ‘Hoe zit het met de andere vrouwen die het toneelstuk niet gezien hebben?’ Ze antwoordde grinnikend: ‘Dat kan me niet meer schelen, wat er nu toe doet is hoe ik mezelf zie’.
Middenin de voorbereiding op een opvoering van The Factory een toneelstuk over het schandaal omtrent de Franse cementfabriek Lafarge in Syrië – stemde Muhannad, een fabrieksarbeider die had geleden onder de mishandeling en verwaarlozing van het management, er na lang aarzelen mee in om met mij te spreken. Ik vroeg hem waarom hij van gedachten was veranderd. Hij vertelde me dat hij, hoewel hij geen wraak kon nemen op zo'n gigantisch conglomeraat dat gezamenlijke belangen had met de regeringen van grote mogendheden, wilde dat zij via het toneelstuk terecht zouden staan. Ik legde hem uit dat het toneelstuk niet draait om een proces en dat het ook geen vervanging kan zijn voor een proces, maar hij stond erop om mij zijn verhaal te vertellen. Enkele maanden later woonde Muhannad een voorstelling van het stuk bij in Athene. Ik kreeg een kort sms'je van hem: ‘Ja, jouw toneelstuk is geen proces, maar het is mijn eerste stap om verhaal te halen.’
Onlangs ben ik gestopt met het volgen van pandemie-gerelateerd nieuws. Ik heb aanvaard dat we nog een tijdje met het virus zullen moeten leven. Theaters zullen nog niet meteen op volle kracht draaien en onafhankelijke toneelschrijvers zoals ikzelf zullen moeilijkheden ondervinden bij het produceren van nieuwe stukken. Toch stel ik vast dat ik aan nieuwe projecten begin te denken die me enthousiast maken. Maar hoe zal dit enthousiasme en het geloof in onze behoefte aan theater blijven standhouden? Nogmaals, ik heb geen pasklaar antwoord. Ik weet dat we theater maken als getuige in dit post-waarheidstijdperk waarin het politiek fatsoen in verval raakt en het fascisme oprukt. We maken theater als een ruimte waarin performers samen met het publiek hete hangijzers tegen het licht houden om onszelf en onze wereld beter te doorgronden – en ja, we maken theater voor het plezier dat we tijdens de repetities beleven of wanneer we daar in het donker zitten te kijken naar het podium. Maar ik ben er ook van overtuigd dat tijden van grote onzekerheid en verandering, zoals die waarin we nu leven, nieuwe uitdagingen stellen voor ons inzicht in de rol en het belang van theater, en samen met die uitdagingen ook nieuwe antwoorden zullen aanreiken – antwoorden die er enkel kunnen komen door te experimenteren en alles opnieuw te overdenken.
Mohammad Al Attar is een Syrische toneelschrijver en dramaturg. Hij wordt beschouwd als een belangrijke kroniekschrijver van het door oorlog verscheurde Syrië. Zijn werk situeert zich op de grens van fictie en documentaire. Stukken als Withdrawal, Could You Please Look Into the Camera?, Antigone of Shatila, While I was waiting, Aleppo. A portrait of Absence, Iphigenia, The Factory en Damascus 2045 werden over de hele wereld vertoond.